En zo blijft de hele rit: klimmen en dalen. We wisselen sterk tussen 2500 en 3400 meter hoogte, en krijgen vrijwel alleen maar haarpeldbochten voorgeschoteld. De gemiddelde snelheid ligt, hoe kan het ook anders onder deze omstandigheden, bedroevend laag. We hebben echter afgesproken om de afdalingen wat beheerster te nemen; dat rijdt toch wat prettiger en meer ontspannen.
Het landschap doet ons nu weer sterk denken aan Oostenrijk en (Ton) Zwitserland. Op hoogtes van 3200 meter zijn hier gewoon weilanden waar de koeien grazen. Percelen van enkele hectaren, bevolkt door hooguit vijftien koeien. Vrij kleinschalig dus. De huizen zijn niet langer van hout of riet, maar van steen; ook de wegen zijn in uitstekende conditie.
Om ongeveer half drie ’s middags komen we aan bij het hotel (Oro Verde). Jan en Riki (equipe 34) en Job en Catelijne (equipe 18) verblijven hier; Arend, Henri (equipe 60) en wij moeten met een pendelbusje naar een hotel in het centrum van Cuenca. Job besluit de remmen van zijn auto bij te stellen, en (zo blijkt later) moet ook olie bijvullen in het differentieel. Wij hoeven geen onderhoud de plegen aan onze Amazone, en gaan meteen naar het andere hotel. Opvallend tijdens het vervoer naar het centrum: alle gebouwen zijn omheind, met grote stalen hekwerken en stroomdraden.
Later maken we nog even een korte wandeling door het oude centrum. Cuenca is een leuk stadje, maar rond half 5 ’s middags begint het stevig te regenen. Zo zijn we het weer gewend in Nederland...
Al met al een erg rustig dagje.
![]() |
Schuilen voor de regen. V.l.n.r.: Cees Boonman (equipe 35), Arend en Henry (equipe 60) en Maarten (equipe 49). Maarten lijkt nog op een bus te wachten... |
Wederom geen onderhoud nodig, goed bezig equipe 49! En Maarten: busje komt zo, busje komt zo
BeantwoordenVerwijderen