Vandaag een redelijke afstand: 550 km, van Arica
naar La Paz (Bolivia). We zullen de grens naar Bolivia moeten oversteken op een
hoogte van bijna 4700 km. We zijn inmiddels uitgebreid geinformeerd over de
gevaren en symptomen van hoogteziekte. Als groepje van acht (equipes 18, 34, 49
en 60) besluiten we, voor de zekerheid, nog een flesje zuurstof te kopen en mee
te nemen.
We zijn vroeg uit de veren: ontbijt om 6 uur,
vertrek om 7. Er blijken onderweg nogal wat wegwerkzaamheden plaats te vinden,
waardoor er beurtelings de ene en dan weer de andere richting wordt afgesloten.
Vertrekken we met z’n allen tussen 7 en half 8, dan kan de reisorganisatie
ervoor zorgen dat we direct kunnen doorrijden.
Wanneer we vertrekken vanuit Arica (op zeeniveau)
zien we wat kleinschalige landbouw. Als we eenmaal aan de klim zijn begonnen,
zien we eerst links dorre bergen – daarna wordt alles dor. De wagens houden het
goed vol; al voel je, naarmate je hoger komt, toch dat de trekkracht behoorlijk
terugloopt. Eenmaal bij de wegwerkzaamheden aangekomen, moeten we over een
onverharde weg; daar is soms maar nauwelijks door te komen, en we horen
regelmatig geschuur aan de onderkant van de wagen. Er zijn ook veel
vrachtauto’s onderweg, die vaak kruipend de berg op gaan (en op een enkelbaansweg
niet zijn in te halen). Dan valt op een plots de Duett van Jaap en Marga
(equipe 55) stil; Ton besluit te stoppen en de auto op sleeptouw te nemen tot
er wat meer ruimte is om op zoek te gaan naar de oorzaak van het euvel. Wanneer
Jaap de luchtfilter verwijdert zegt hij op een gegeven moment: ‘Zou ik nog wel
benzine hebben?’ Even de auto starten en kijken in het filtertje, en inderdaad:
geen benzine. De Duetts hebben een kleine benzinetank en hebben daarom altijd
een reservekannetje bij zich. Benzine erin en de auto loopt weer. ‘Dat zou dus
betekenen dat ik 1 op 5 heb gereden, in plaats van de gebruikelijke 1 op 10’,
verzucht Jaap. In combinatie met niet goed functionerende benzinemeters van
oude auto’s kom je dan dit soort verschijnselen tegen. Inmiddels blijkt ook
Arend (equipe 60) de grootste moeite te hebben om de auto te starten. We zitten
nu al boven de 4000 meter en dat merken we. Het landschap is overigens prachtig
varierend; er ligt hier en daar nog best wat sneeuw, en kleine bergriviertjes
zijn er in overvloed. De boomgrens zijn we inmiddels gepasseerd: hier groeit
alleen nog mos. Over de schoonheid van de omgeving raken we niet snel
uitgepraat; ongelooflijk dat er op deze hoogte nog mensen wonen en een bestaan
hebben. In een van de vele meertjes weet Maarten nog een paar flamingo’s te
spotten.
Op het hoogste punt van de route passeren we de
Boliviaanse grens, die op ongeveer 4500 m hoogte ligt. De administratieve
rompslomp verloopt uiterst vlot, en we komen al snel een tankmogelijkheid tegen.
Een aantal van ons besluit toch nog even een pufje te nemen van de
zuurstoffles. Met ons (Ton en Maarten) gaat het goed; we voelen een lichte
tinteling in onze benen, maar als ze ons niet verteld hadden dat dit een van de
symptomen van hoogteziekte is... Niks aan het handje.
Iets eetbaars is hier maar moeilijk te krijgen.
We besluiten daarom door te rijden, en we komen midden in een hagelbui met
onweer terecht. De weg daalt naar ongeveer 4000 meter, maar komt nergens onder
de 3800 meter.
Bolivia is een zeer armoedig land; als je het
vergelijkt met Chili, lijkt het alsof je in een tijdmachine bent gestapt.
Mensen wonen hier in hutjes van ongeveer 4 bij 5 meter, soms half in een berg
gebouwd. De plaatselijke bevolking heeft qua uiterlijk veel weg van een oude
Indianenstam. De wegen zijn slecht, met kuilen, gaten en diepe sporen.
Op ongeveer 20 km voor La Paz (onze
eindbestemming) worden we opgevangen; we zullen vanaf dit punt onder
politie-escorte naar La Paz gaan. Het zit namelijk zo: Bolivia kent geen verkeersregels.
Voorrang? Nooit van gehoord; hier geldt het recht van de sterkste (of de
brutaalste). Stoplichten? Gewoon negeren. Maximumsnelheid? Doen we niet aan.
Regels omtrent stoppen en parkeren misschien? Geen denken aan. Toch besluiten
we af te zien van de escorte; het rijden in grotere groepen door een drukke
stad levert doorgaans alleen maar ongemak, zo leert de ervaring ons. Wij
besluiten het voortouw te nemen met onze Garmin (navigatiesysteem). Job (equipe
18), die ook een navigator aan boord heeft, rijdt achteraan. Het gaat op zich
prima, maar wat een aparte ervaring is zo’n grote stad: voetgangers steken in
grote groepen over, terwijl er een agent naar ons staat te zwaaien dat we door
moeten rijden. Wanneer het dan toch groen wordt, missen we op een haar na twee
motoragenten die het ook niet zo nauw namen met de verkeerslichten.
Wanneer we bijna bij ons hotel in La Paz
aankomen, blijkt er een verschil te zijn tussen het routeboek en onze Garmin;
we besluiten het routeboek te volgen, maar deze stuurt ons allerlei
eenrichtingswegen in. Dan maar de Garmin. Maar die stuurt ons over wegen die
niet bestaan, of alleen voor voetgangers begaanbaar zijn. De weggetjes waar we
door rijden bestaan waarschijnlijk uit drie rijbanen, maar daar maken ze er
hier met gemak vijf van. Op een gegeven moment zijn we iedereen kwijt. Het is
ook onmogelijk om op deze hoogte 3500 meter), waar de auto’s al bijna geen
koppel hebben, bij lage toeren een stijle helling te nemen. Dan zien we de auto
van Job (equipe 18) staan, midden op een van de (ongetwijfeld) drukste rotondes
van de stad. De auto was echter leeg. We kunnen op dit punt onmogelijk stoppen,
en besluiten daarom door te rijden naar het hotel (om van daaruit poolshoogte
te kunnen nemen). Jan en Riki, die vlak voor de rotonde nog achter ons reden,
zijn ook verdwenen in de drukte van deze stad. Als we het hotel eindelijk (met
wat geluk) hebben gevonden, en onze auto kwijt kunnen, komt Catelijne ons te
voet en buiten adem (dat heeft iets met de hoogte te maken) tegemoet. Wat
blijkt: zowel de auto van Jan (equipe 34) als die van Job (equipe 18) loopt
niet meer. Maarten pakt de koffers en gaat inchecken, terwijl Ton met een
parkeerwacht meerijdt richting Job’s gestrande auto. Eenmaal aangekomen blijkt
ook Jan daar aanwezig te zijn, en krijgen ze de auto aan de praat. Ook in het
geval van Job blijkt weer: benzinemeter doet het niet goed meer, en het
verbruik was onverwacht hoog. Gevolg: een lege tank. De auto van Jan staat
vlakbij; Ton sleept deze terug naar het hotel. Er was al eerder geconstateerd
dat Jan’s Amazone op een cilinder minder reed, dus we vrezen het ergste. Nog
een probleempje: de auto’s mogen niet bij het hotel blijven staan, maar moeten
naar een nabijgelegen parkeergarage. Een aantal mensen (die vermoedelijk de weg
weten) leiden ons er naartoe; en extra parkeerwacht stapt in bij Ton. Het is
onmogelijk om door dit hectische verkeer te komen: tussen al het stilstaan door
kun je af en toe een paar meter rijden. We komen aan bij een kruising; Ton
vraagt aan de gids hoe dat nu moet, qua voorrang en alles. De mensen achter ons
raken ons zo immers kwijt. De parkeerwacht besluit dan uit te stappen, en in de
laatste auto te gaan zitten (bij Arend). Ton raakt echter ook zijn voorgangers
kwijt; als we dan later in een straatje terechtkomen waar we steeds maar een
autolengte kunnen opschuiven, beginnen we de koppeling al aardig te ruiken. Ook
de routebeschrijving van het hotel naar de parkeergarage, die Ton gelukkig bij
zich heeft, slaat als een tang op een varken. Genoeg is genoeg: de koppeling
stinkt, de maag is leeg en het wordt al later. Ton besluit af te slaan, terug
naar het hotel, waar hij de parkeerwacht nog duidelijk maakt dat de auto hier
blijft staan.
Na het eten (het is inmiddels al 11 uur geweest)
besluiten we toch nog even naar Jan’s auto te kijken; wellicht is het mankement
simpelweg een kapotte bougie. Dit vermoeden klopt; de opluchting is groot. We
besluiten morgenvroeg om 8 uur te gaan ontbijten, en dan pas te bespreken wat
te doen. Nog een paar kleine reparaties in de ochtend, en dan maar eens kijken
hoe we La Paz uitkomen. Wanneer we ’s avonds nog even voor het hotel staan,
wordt een van de deelnemende auto’s met een lokale sleepdienst aangevoerd. Het
eerste technische team komt nu pas binnen; zowel de reisleiding als een aantal
deelnemers zijn nog steeds niet aangekomen.
Over deze dag alleen zouden we al pagina’s kunnen
vol schrijven; het was een dag om nooit te vergeten. Maar vooral: wat prachtig
allemaal. Wat een tegenstellingen, wat een ervaring!
|
La Paz: Leuk, tot je er middenin zit... |