zaterdag 31 december 2011

Dag 23: I'm on a boat


Vandaag zou een makkelijk dagje moeten worden. Jammer dat we geen tijd hebben om La Paz een beetje te verkennen, alhoewel: het stinkt hier behoorlijk naar uitlaatgassen en, zoals we eerder beschreven, het verkeer is een totale chaos. Maar ook onze auto’s dragen natuurlijk hun steentje bij aan de vervuiling hier...
We vertrekken rond half 10, maar het blijkt nog heel wat voeten in de aarde te hebben om La Paz uit te komen. Het verloopt aanvankelijk voorspoedig, maar in het voorstadje El Alto staan we al vast: we komen op een weg terecht van tweemaal drie rijstroken die compleet vol staat met taxibusjes, vrachtwagens en personenwagens. Op een gegeven moment zien we onze Belgische vrienden (equipe 30) met hun 1800 naast de kant van de weg staan: de wagen loopt niet meer. Het plan is om de benzine die nog in de tank zit aan te vullen met benzine met een lager octaangehalte. Maar dat valt nog niet mee; we slepen het Belgische team naar een tankstation in de buurt, maar daar wil men geen benzine verkopen aan buitenlanders. Alleen Boliviaanse kentekens zijn hier welkom. Inmiddels is de auto van Jan (equipe 34) afgeslagen, en wil niet meer starten. Ook de auto van Job (equipe 18) houdt het voor gezien. Ondertussen zitten we allemaal zonder benzine. We worden doorverwezen naar een volgend tankstation, maar ook hier wordt ons enkel een ‘nee’ verkocht. Bij het derde tankstation kunnen we gelukkig wel terecht, al betalen we daar (als buitenlander) een dubbele prijs. Ook ons kenteken en paspoortnummer wordt geregistreerd. Later legt onze gids ons uit dat de Boliviaanse benzine vrij fors gesubsidieerd is, en dat er daardoor veel benzine naar bijvoorbeeld Peru gesmokkeld wordt. Om ervoor te zorgen dat het allemaal niet uit de klauwen loopt, hebben slechts enkele tankstations de bevoegdheid om aan buitenlanders benzine te verkopen. Maar goed, we kunnen weer rustig verder.
De landschappen zijn wederom prachtig, maar Bolivia blijft (na Argentinie en Chili meegemaakt te hebben) een toonbeeld van armoede. Onze rit voert ons naar grote hoogtes: we rijden steeds tussen de 3800 en 4000 meter. Halverwege moeten we met een veer het Titicaca-meer oversteken (het hoogst gelegen meer ter wereld, op zo’n 3800 meter). De oversteek is een ervaring op zich: met houten bootjes worden we, met twee auto’s tegelijk, naar de overkant gebracht. Met grote stokken wordt de boot van wal geduwd. Vervolgens wordt een buitenboordmotortje gestart.
De formaliteiten aan de Peruaanse grens verlopen buitengewoon voorspoedig, en rond half 8 ’s avonds komen we aan bij ons hotel in Puno (Peru). Het hotel ligt pal aan het Titicaca-meer, en we bevinden ons nog steeds op 3800 meter hoogte. En dat merk je als je de trap op loopt...





Geen opmerkingen:

Een reactie posten